Tagarchief: barokviool

Kin en onkin

In de wereld van de oude muziek heerst een stammenstrijd tussen de violisten die hun kin op de viool houden (“chin on”) en de violisten die dat niet doen (“chin off”). Vaak maken ze hun keuze uit praktische of esthetische overwegingen, maar in het “chin off”-kamp vind je ook wel violisten die ervan overtuigd zijn dat “chin off” de enige historisch verantwoorde houding is, en dat in de 18e eeuw de kin als regel niet op de viool werd gezet. Chin on is taboe verklaard. Nu gun ik iedereen zijn overtuiging, maar er zijn violisten zijn die zich bijna schuldig voelen als ze hun kin op de viool zetten, of die door hun chin off-houding problemen krijgen met positiewisselingen of met de toonvorming, en dat is jammer.

Daarom wil ik nu maar eens ten strijde trekken tegen het idee dat “chin on” in de 17e en 18e eeuw niet gebruikt of onderwezen werd. Gelukkig hoef ik het wiel niet uit te vinden, want er zijn al genoeg mensen geweest die de betreffende bronnen hebben verzameld. Het lijkt erop dat er maar één historische bron tegen chin on ageert: ene John Lenton beveelt in zijn gezaghebbende “The Gentleman’s Diversion, or the Violin Explained (London, 1693)” aan om de viool niet onder de kin te houden, maar ook weer niet al te laag, dus niet ergens bij de gordel. Daarbij is het hem kennelijk niet zozeer om de kin zelf te doen, maar vooral om de plek waar je de viool tegen je lichaam aan zet.

Een vrij groot aantal bronnen uit de 17e eeuw eeuw adviseert om de viool op de “borst” te zetten. Dat lijkt te duiden op “chin off” en in veel gevallen zal het daar ook wel op neer zijn gekomen, maar hier zitten toch wat adders onder het gras. Het een sluit het ander namelijk niet uit. Zo schrijft Robert Crome in “The Fiddle new Model’d” (London, c. 1735): “…then let the back part rest on your left Breast, the best way is to stay it with your Chin, that it may remain steady”. Kennelijk sloot het houden van de viool op de borst voor de 18e eeuwer Crome niet uit dat je je kin erop zet; dat zet de vermeldingen uit de 17e eeuw over het plaatsen op de borst in een iets ander licht. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat we tegenwoordig het woord “borst” anders gebruiken.

Uit de 17e eeuw is er tenminste één bron die expliciet “chin on” propageert. De organist en componist Johann Jacob Prinner schrijft er een grappig stukje over in zijn Musicalischer Schlissel (1677):

Wan man aber diese Violine recht beherschen will, so muß man solche unter die Kinn fasßen, damit man den linken Arm holl gebogen alß wie einen räff auch mit hollgebogener handt den Halß oben bey den schrauffen zwischen den Daum lege, und mit der Kinn die Geigen souill fast halte, daß man nicht Ursache hat mit der linkhen Hand solche zu halten, weillen es sonst unmiglich währe, daß ich darmit balt hoch balt nieder lauffen und rein greiffen khundte, es seÿe dan daß man mit der rechten handt die Geigen halten müßte damit sie nicht entfalle, und dadurch etliche notten zu strichen verabsaumen wurde, unangesehn ich ansehliche Virtuosen gekhennet, welche solcheß nicht geachtet, und die Violin nur auf die Brust gesezet vermeinderendt es seÿe schen und zierliche, weillen sie eß etwan von einem Gemähl abgenommen, da der Engel dem heÿligen Franciso vorgegeigt, also gemallener gefunden, sie hätten aber wissen sollen daß der selbige maller villeciht woll khünstlich mit den bembsel aber nicht mit dem Geigen gewesen seÿe”.

Dus als je chin off speelt mis je soms wel een paar noten omdat je dan bij het positiewisselen je viool met de rechterhand moet vasthouden. Ook interessant: kennelijk waren er in de 17e eeuw ook al violisten die hun houding baseerden op de iconografie. Prinner was bevriend met Biber en Schmelzer, en het lijkt onwaarschijnlijk dat Biber een van die chin off- spelende “ansehliche Virtuosen” geweest is waar Prinner op doelt, gezien de ironie van de passage.

Vioolmethodes uit de eerste helft van de 18e eeuw zijn vaak rudimentair en niet geschreven voor (aspirant) beroepsmusici. Gedetailleerde informatie over de houding is er nauwelijks in te vinden. Monteclair zegt in zijn “Méthode facile pour apprendre à jouer du violon (1712)” over de houding: “tegen de nek, vlak onder de linker wang”. Michel Corrette schrijft expliciet dat je bij het positiewisselen je kin op de viool moet zetten (L’école d’Orphée, 1738). Verder zijn mij uit methodes uit deze tijd geen aanwijzingen voor of tegen het vasthouden met de kin bekend*.

Na 1750 komen er uitgebreidere en technisch meer expliciete methodes op de markt. Die van Geminiani (1751) wordt door het chin off- kamp vaak genoemd. In een inmiddels beroemde zinsnede zegt Geminiani dat je de viool “net onder het sleutelbeen” moet plaatsen. Ik ken chin on- adepten die beweren dat dit een drukfout is en dat het “net boven het sleutelbeen” moet zijn, maar dat vind ik zwak. Het lijkt een uitgemaakte zaak: Geminiani gaat kennelijk uit van de chin off- houding. Maar ook dit is niet zo simpel als het lijkt. In de eerste druk van de Franse vertaling staat hetzelfde geschreven over de houding, maar de afbeelding op de voorkant laat een violist zien die zijn kin duidelijk op de viool heeft liggen. Nu weten we inmiddels van Prinner dat het geen pas geeft om je vioolhouding van een afbeelding over te nemen, maar in een latere druk (1803) van de Franse vertaling staat dezelfde zin over het sleutelbeen, en dan wordt er aan toegevoegd dat de kin op de viool rust. Men kan natuurlijk aanvoeren dat het hier om latere druk gaat, en dat die irrelevant is voor de situatie rond 1750, maar dat doet niet af aan het feit dat er, hoe vreemd het ook voor ons lijkt, voor de samenstellers van deze editie kennelijk geen tegenspraak was tussen het plaatsen van de viool onder het sleutelbeen en het plaatsen van de kin op de viool. Daarbij wil ik ook Crome (1735) weer in de herinnering roepen, voor wie het ook geen probleem scheen te zijn om zijn kin op de viool te zetten terwijl de viool op zijn borst rustte. In de Duitse vertaling uit 1782 van de methode van Geminiani staat overigens dat de viool tussen sleutelbeen en kin gehouden moet worden.

De meest invloedrijke methode van net na 1750, die van Leopold Mozart (1756), noemt beide mogelijkheden, maar waarschuwt dat chin off problemen kan geven bij de hoge posities. Interessant is ook dat Mozart schrijft dat je bij deze houding de viool op de borst zet, maar dat de viool op het bijbehorende plaatje duidelijk op de schouder ligt. De houding met de kin op de viool is volgens Mozart duidelijk gemakkelijker bij het positiespel. Abbé le Fils (1761) zegt dat je de viool op het sleutelbeen moet leggen, met de kin aan de kant van de g-snaar. Strikt genomen kun je niet zeggen of hij chin on of chin off aanbeveelt, maar met de viool op die plek ligt het meer voor de hand om de kin wel te gebruiken, omdat de viool anders makkelijk weg kan glijden. Op zichzelf is het al interessant dat Abbé le Fils specificeert aan welke kant van het staartstuk de kin zich bevindt. Dat schijnt nog geen uitgemaakte zaak te zijn geweest in de tweede helft van de 18e eeuw.

Het debat over de beste plek om de kin op de viool te plaatsen is mijns inziens overigens een sterk argument voor de vanzelfsprekendheid van de chin on- houding voor professionele violisten. Interessant is bijvoorbeeld wat Woldemar in zijn Methode pour le violon (1798) hierover schrijft: namelijk dat Tartini, Cramer en ene Frantzl hun kin op de rechterkant van de viool hielden, en Locatelli, Jarnovic en Viotti op de linkerkant. Als we Woldemar mogen geloven speelden Locatelli en Tartini dus kennelijk allebei chin on! Gezien de moeilijkheid van hun caprices verbaast mij dat niet.

Nog een opmerking over afbeeldingen: het bekende portret Veracini (bovenaan deze post) wordt wel aangehaald als argument voor chin off. Inderdaad is er duidelijk een ruimte te zien tussen de kin van de grote violist en zijn viool; er valt zelfs een schaduw in zijn hals. Maar wat ook opvalt is dat hij zijn stok ergens ter hoogte van het einde van de toets op de snaar heeft gezet, en kennelijk minstens 45 graden scheef strijkt. Als we het ene aspect van de tekening als serieuze aanwijzing voor het vioolspel zien, waarom het andere niet? Afbeeldingen van instrumentalisten zijn natuurlijk altijd interessant, zeker als je kunt zien dat ze met gevoel voor detail zijn vervaardigd. Maar op grond van afbeeldingen conclusies trekken over gewoontes uit de oude tijd heeft altijd het gevaar van “cherry picking”: de details die passen in je verhaal haal je eruit, en wat je niet uit komt laat je onvermeld.

Kortom: sterke historische argumenten voor chin off als enig mogelijke of geprefereerde houding ben ik nog niet tegengekomen. Ik ga ervan uit dat de vioolhouding in de 18e en zeker in de 17e eeuw niet gestandaardiseerd was en dat violisten de meest praktische houding kozen, passend bij het repertoire dat ze speelden. Luisterde je een huishouden van Jan Steen op met wat danswijsjes, dan legde je de viool ergens op je buik en hield je je hoofd goedlachs omhoog; speelde je ingewikkelde muziek met frequente positiewisselingen, dan zorgde je wel dat je kin op de viool lag, of dichtbij genoeg was om hem er indien nodig snel op te kunnen zetten. Daar werd zeker niet moeilijk over gedaan.

* niet helemaal waar, ik had er een vergeten: Johann Daniel Berlin, “Musicaliske Elementer”, Trondheim 1745: chin ON!